sooooa»»aooooooooo»oooooooooo< twotow» Ziehier het antwoord van de Hr. Minister. Brussel, 26 September 1950. Waarde Collega, Uw schrijven van 22 September j.l. kwam goed in mijn bezit. Ik verheug mij ten zeerste om de belang stelling welke de Commissie voor Wederop bouw aan de dag legt en ik hoop ten zeerste, dat ik in uw schrijven de uiting mag zien van de betrachting tot een nauwe en opbouwende samenwerking te komen. Ik ben dan ook volledig ter beschikking van de Commissie. Nochtans heb ik mijn voor nemen, het ontwerp van wet houdend herzie ning van de beschikkingen van hoofdstuk IV van de wet van 1 October 1947 voor te leggen op de Ministerraad van 29 September, om materiële redenen en om overhaasting te ver mijden, niet ten uitvoer kunnen brengen. Dit punt zal echter op de agenda worden geplaatst van de Raad van 6 October e.k. In deze omstandigheden vraag ik mij af of de door U vooropgezette vergadering van de Commissie in de periode van 3 tot 10 Oct. zal kunnen plaats vinden. Het zal inderdaad onmogelijk zijn aan de achtbare leden van de Commissie een definitieve tekst van het nieuwe hoofdstuk IV van de hogerbedoelde wet ter hand te stellen. Na het akkoord van de Minis terraad, moet inderdaad het advies van de Raad van State worden ingewonnen. Hierom trent neem ik mij voor de spoedprocedure aan te vragen. De door U bedoelde Commissieverga dering zou dan alleen kunnen bestaan in een algemene uiteenzetting van het wetsontwerp waarover het gaat. Ik meen echter dat ik zeer snel dit ontwerp ter tafel van het Parlement zal kunnen neerleggen, zodat de discussie in Uw geëerde Commissie, op grond van parle mentaire bescheiden, niet lang meer zal uitblijven. Ziedaar enige overwegingen die ik aan Uw welwillende aandacht onderwerp. In af wachting U te lezen, gelieve te aanvaarden, Waarde Collega, de verzekering mijner hoog achting. A. De Boodt. Wil aanvaarden. Waarde Heer Minis ter, met mijn oprechten dank, de verzekering van mijn welgemeende hoogachting. G. De Stobbeleir. Aalst, 28 September 1950. Waarde Heer Minister, Ik dank U zeer hartelijk voor uw vrien delijk antwoord van 26 September. Ik zal zo vrij zijn mij aan te bieden in uw cabinet om met U of iemand door U daartoe aangewezen de verdere regeling te treffen. Vraag gesteld door Senator DE STOBBELEIR. Ministerie van Landsverdediging. Vraag nr 4 van 18 Augustus 1950 Mag ik u vragen mij te laten weten I. Hoeveel Belgische oorlogsvrijwilligers zich hebben aangemeld op de werf- en telbu- relen gedurende de periode van 10 Mei 1940 tot 8 Mei 1945. a) In Engeland, na 28 Mei 1940 b) In andere landen c) In België vanaf de bevrijding. II. Het aantal gesneuvelde Belgische oor logsvrijwilligers gedurende de periode 10 Mei 1940 tot 8 Mei 1945 a) Bij het landleger b) Bij de luchtmacht c) bij de zeemacht Antwoord I. a), b) De thans in mijn bezit zijnde inlichtingen laten mij niet toe met juist heid op de gevraagde inlichtingen te antwoor den. c) Landleger 47,766 Luchtmacht 7,281 Zeemacht: 1,218. II. a) Volgens de in ons bezit zijnde be scheiden zijn 62 militairen van de Belgische strijdkrachten van Groot-Brittanië en 21 mili tairen behorende tot de fusiliers bataljons, die na de bevrijding opgericht werden, in dc periode gaande van 6 Juli 1944 tot 8 Mei 1945 gevallen. Men vermoedt dat het merendeel dezer doden oorlogsvrijwilligers zijn b) 35 c) 5. Namens de Liberale groep, werd op 27 September volgend schrijven gestuurd aan de Heer Burgemeester. Waarde Heer Burgemeester, Wil zo vriendelijk zijn aan de dagorde van de eerstkomende raadzitting volgend punt te willen toevoegen Wijziging straatbena ming Churchilllaan. - Ons raadslid de Heer Notaris Breckpot zal de zaak behandelen. Aanvaard, Waarde Heer Burgemeester, de verzekering van mijn oprechte groeten. Namens de Liberale groep, De Voorzitter G. De Stobbeleir.

Digitaal krantenarchief - Stadsarchief Aalst

Waarheid | 1950 | | pagina 2