I
LEGGEN GELIJK DE KIEKENS.
En is geen 2,400 frank meer voor een rem-
plaeant. r
't Is er nu 5000.
En 't zal gaan de plus fort en plus fort
cornnie chez Xkolet.
Als gc'l pijsl Met die zwarte deugeniets-
wet zijn er meer dan twee duizend miliciancn
die van de minister van oorlog hel bericht ont
vangen hebben dat hij geen reinplacanlen vot r
hen en kanjbezorgeii en dat ze zeiven moeten
zoeken en vinden tusschen dit en eene
maand
Jirij duizend
Waar zal men die gaan halen
En de klèrikalen hebben den front gehad van
te zeggen dat de militaire lasten gingen vermin
deren
En ze zeggen nog dal zij die verminderd heb
ben
En we betalen eene massa miljoenen meer,
onze jongeqs moeten langer in dienst blijven, de
remplacanten kunt ge niet meer vinden, 't is al
zoo erg en 'l zal nog erger worden als onder de
Fransehen 1
Weg inet de miliciewet, ziedaar de kreet der
liberalen.
IVeg met de miliciewet
tVeg met de bedriegers die ze op onzen hals
geleid hebben
fVeg met de jesuietenslaven die ze slemden\
fVestvlaming
DE FABEL VAN J^VAS.
HET TWEE GEVECHT.
Het was den 1 Nov. van net bokkenjaar, op
de middagure dat het groot Tweegevecht tus
schen Pie de neus en Flankaart plaats greep—
Eene onfeilbare pauselijke voorzienigheid had
geenen beteren dag kunnen aanwijzen. De na
tuur scheen eenen omkeer op zich zelve gedaan
te hebben liet hemelgewelfsel had zijn beste
blauwe fluweelen kleed ontvouwd; de zon
schoot hare glinsterende stralen over het aard
rijk; het gevogelte herhaalde nog uit erkente
nis zijne strelende en zoete deuntjes.De men
schen groot en klein, oud en jong waren te been
als of zij eenen tweeden opvolgenden zomer tege
moet gingen in een woord het was een uitver-
KLERIKALE HANDELWIJZE.
Wij hebben dag IJ ooggetuigen geweest van
een schandalig en aanstootelij k schouwspel op de
vaart alhier, tiet bewijst hoewel de deftige politie
beambten waarmede den treffelijken M.Wambeke
met zijne verslaafde franciskaansche gemeente-
raadskliek, de stad van Aalst begiftigd hebben,
hunne plichten verstaan en uitvoeren. liet doet
zien dat alhoewel de tegenwoordige politieagen
ten verders vermaard zijn, voor de hehendighoid
en de slimmigheid die zij aanleggen in liet nuct
ontdekken van strafbare feiten, en het handha
ven der publieke orde, hezonderlijk ,als de boksken
hen stooren, nogthans zooveel te beter hij der
hand zijn als het er op aankomt zich een stuk in
de kraag te zettken dat ze geen been kunnen stij-
>ven, en dan niet alleenlijk publieke schandalen
aan de verontwaardigde burgers geven, maar zelfs
zonder recht of reden de vreedzame voorbijgan
gers, door alle onbetamelijkheden lastig vallen.
Ziehier het feit
Een werkman leunde zondag morgend, gansch
alleen en zonder iemand aan te spreken, tegen de
balie van de St-Annabrug. Twee agenten, de een
bijgenaamd de Mamelok, de andere den zilve
ren champetter, heiden zatter dan de werk
man, kwamen ter plaatse aan. Nauwelijks had de
eerste agent den werkman gezien of hij gaat er al
zwijnzelend naar toe, pakt hem zonder spreken bij
de kraag, sleurt hem al vloekend en tierend op
den grond, en begon er op te slaan dat het bloed
weldra de kalseide verwde. Do aanschouwers van
dit geval, verontwaardigd over deze handelwijze,
kwamen er tusschen en verlosten den werkgasf uit
de handen van zijnen brieschendcn aanvaller. Deze
daardoor woediger geworden, trekt zijnen sabel
en,hem rond zijn hoofd zwaaiend, riep uit ik ben
zatter dan hij, maar Godvik ben agent van
politie en hij moet irieë naar den bak,» Hij begon
op nieuw den man te sleuren en te slingeren, en
kapte met zijnen sabel na twee personen, die hem
van den ongelukkigen wilden aftrekken.
Dit schouwspel begon het volk dadelijk te ver
velen en na den agent vruchteloos gevraagd te
hebben zijn wapen weg te steken, hebben eenige
moedige burgers hem,na vele moeite, ontwapend
en hem verzocht zijnen weg voortste gaan, wou hij
het pak slagen en de mishandelingen niet weer krij
gen die hij aan den ongelukkigen werkman kwam
te geven. Ziende dat het zijne beurt ging worden,
is de Mamelok, onder het gejouw en het gefluit
des volks en heel de straat noodig hebbende, er
van door gegaan, terwijl zijn slachtoffer gansch
bebloed door twee personen huiswaarts geleid
werd.
Intusschentijd was de zilveren champetter scham
pavie gespeeld.
Wij verhopen dat in tegenwoordigheid dezer da
den,het gerecht het zich tot eenen plicht zal rekenen
deze zaak te vervolgen; en bij gebrek aan terecht
stelling door onzen onpartijdigenen rechtsgczinden
Burgemeester, betrouwen wij ons op hèt parket
van Dendermonde, welke de veiligheid der inwo
ners, zoowel van burgers als van werklieden, zal
weten te handhaven, tegen de aanvallen der
woeste onbeschaafde en briesschende bende zatte-
rikken aan welke de politie onzer stad toevertrouwd
is. (Medegedeeld).
koren, helder, schoon najaars dag men zou
gezegd hebben dat de natuur het hare wilde
bijdragën aan de gewichtigheid der te behande
len zaak.
Het was in de vermaarde zaal van den on-
sterfelijkeu Tamboer, ingericht en opgetimmerd
volgens het op de Dendermonsche vestingen uit
geoefend plan van het beroemd en wijd gekend
ignatius kind vader Uibens.
De meeste voorzorgen wierden genomen en
niet eene enkele moeite gespaard, om deze zaal
een uitzicht te geven van grootheid en majesteit,
in verhand met het belang der kwestie, die er
dien dag moest opgelost worden, even als in de
middeleeuwen ten tijde der spaansehe Inkwisi-
tie.
Verbeeldt u eene zaal waarvan de wanden ge
schilderd zijn met eene donkerkleurige verwe en
versierd met eenigeder voornaau^te beeltenis
sen van den Ta,rtufwinkel.Op derr rechten kant,
in het binnentreden bevind» zich het portret van
den doorluchtigeri, door Pius IX veredelden
graafbeurzensnijder Langrand. Op het einde
der zaal, recht over de ingangdeur, hangt dat
van den zedenmeester ader Knufmann en
eindelijk op den linken kant prijkt de voortref
felijke beeltenis van Langrands verdienstelijken
voorganger Jan de Lichte.De Leemten tusschen
deze drij meesters in dieverij en zedeloosheid
zijn ingevuld door de portretten van andere hel
den van minderen rang, zooals broederkens van
Christelijke leering veroordeeld voor aanslag op
de zeden, gepleegd met onnoozele schepsels van
h tot 12 jaren en euveldaden van anderen aard;
en lot opluistering van het voorgaande een vier
kantig lijstje met deze woorden Men vloekt
hier niet. De zaal is dus derwijze ingericht, dat
men op den eersten aanblik verstaat en ziet dat
de personen, welke zich daar moeten vergaderen
eene zwarte en verzedelijkende ziel hebben.
Een kwaart uur voormiddag traden Merlen
en Jean, beide aanzochtc scheidsrechters van
Pie de neus en Flankaait, geheimzinnig de zaal
binnen. Op hun schaamteloos wezen kon men
gemakkelijk bespeuren dat er eene verkankerde
bekommernis hun hart doorvroet, en inderdaad
nauwelijks waren zij gezeten of hel volgende
gesprek nam aanvang.
Jean. Mjjnïtecr Merten, ik geloof dal wij
hier aanzocht zijn voor dezelve zaak: Pie de
neus en Flankaart hebben elkander uitgedaagd tot
een tweegevecht op het politiek terrein van eer
lijkheid en 'rcffelijkheid in zake van heimelijk
heid en kazak keering wij scheidsmannen zijn
in de zaak betrokken en zullen er met schande
moeten van scheiden.
Merlen. Ik kan daar niet veel op antwoor
den,Jean, soort hij soort,zegt hel spreekwoord
wij slaan er voor en wij moeten er door.
Jean. 'T is al of het er om gedaan ware?
ik heb met Pie de neus en Flaukaart geen ge-
meens;zilten zij in vuile lakens.dat zij hun bes
te doen om ze zelve schoon te krijgen;ik heb sa-
terhleu moeite genoeg met mijn zeiven.
Merten. Wij hebben vroeger onze mede
hulp beloofd en hun gezegd dat zij in alle om
standigheden op ons mochten rekenen, wij
mannen van den zelfden deeg mogen dus ons
woord niet eten.
Jean. Dat is lang voorhij waarom zou ik
mijn woord niet intrekken? onze kopstukken
loochenen wel hel hunne, zij hadden mij voor
de kiezingen de plaats van Polilie-kommissaris
of die van Bestuurder van den Berg beloofd en
nu laten zij mij loopen met liet hair van huilen;
voor u is het geheel anders. Mijnheer Merlen,
men bewierookt u van onder tol boven; men
doel u meer eer aan dan gij er ooit hebt durven
droomeu.
Iedereen lacht no£ met hetgeen er in de Academie
van wetenschappen te Brussel voorgevallen is.
Ge moet weten dat M. Ed. Van Beneden, professor
der hoogeschool van Luik, een verslag in de academie
gelezen heeft over zijne reis in zuid-Amerika.
Sprekende van de dolfijnen die zich daar in de zee
ën bevinden, zegt de geleerde professor dat, volgens een
oud geloof, in Europa uitgespreid, de dolfijnen de doo-
de menschelijke lichamen welke zij in het water tegen
komen naar den oever brengen. De fabel van Jonas,
voegt hij er bij, draagt dat volksgeloof weder voor.
Daarop springen MM. Henry en Gilbert, professors bij
onze hoogeschool, tepeerd, en schrijven eenen brief aan
het geleerd gezelschap, om tegen het woord fabel
te protesteeren.
Zijbeweeren dat zij in hun geloof engeweten gekwetst
zijn, door M. Ed. Van Beneden, die de geschiedenis van
Jonas eene fabel noemt.
Wat is eigenlijk die geschiedenis
Jonas, volgens de oude schriftuur, werd in de zee
geworpen door de matrozen van een schip waarop hij
reisde, toeo een walvisch, die dicht bij hem zwom, hem
inzwolg. Drie dagen en drie nachten verbleef Jonas in
den walvisch, en deze spuwde hem dan uit tot op de
wal.
Op een gebeeldhouwd tafereel in eene kerk te Door
nik, ziet men den walvisch Jonas geheel naakt inslikken
en langs eenen anderen kant komt Jonas geheel gekleed
uit den visch.
In den buik van den walvisch had Jonas een geheel
kleedsel gevonden en het aangetrokken.
Maar, vragen de menschen die zich zooal wat rekening
willen geven van hetgeen men hen vertelt,hoe is 't mo
gelijk dat een walvisch, die zulk een klein keelgat heeft
dat hij slechts kleine visschen zelfs nog geenen haring
kan inslikken, eenen mensch met kop, armen en beenen
gelijk Jonas heeft kunnen opeten
Hoe is 't mogelijk dat Jonas gedurende drie dagen en
drie nachten in de enge maag van eenen walvisch heeft
kunnen doorbrengen
Is het een mirakel is het eene fabel of wat anders
is het dan
Een jesuiet gaat het ons zeggen, en de consciencie der
heeren Gilbert en Henry gerust stellen.
Den eerw. pater R. P. Freibach, der sociëteit Jesus,
een godgeleerde, heeft de historie-of de fabel van Jonas
op eene volledige wijze uitgelegd.
Volgens dien doctor en zijn werk heeft het approba-
tur van den onfeilbare» paus bekomen) was de walvisch
van Jonas geen visch, maar een schip die den naam
droeg van walvisch.
Jonas bleef eenige dagen i i dat schip gevangen en
gelukte er in uit hel vaartuig tot op den oever te vluch
ten.
De kwestie is dus opgelost geen mirakel voor de
geloijvigen, niets onbegrijpelijks meer voor de geleer
den en dat men zich 1111 omhelze.
Er is toch niets beter dan een jesuiet om eene zaak tot
goede einde te brengen. L. v. L.
I